![]() Tekst: André van Duin / Muziek: Coen van Orsouw (1982) ![]() Hij was mijn allergrootste fan, ik weet het zeker Er was geen betere komiek voor hem dan ik Maar ach, wat wil je, ’t was per slot mijn eigen vader Aan mijn succes twijfelde hij geen ogenblik ![]() Als kind al speelde ik zo graag dat ik artiest was Van ouwe lakens maakte ik dan een toneel En het publiek was mijn moeder en mijn vader Ik geef het toe, aan hun kritiek had je niet veel ![]() Maar toen ik ouder werd en mijn publiek ging groeien Zat weer mijn vader op de allereerste rij Zo hard te klappen en te lachen om mijn grappen Dat iedereen onmiddellijk zag, die hoort erbij ![]() Hij stuurde menigmaal een briefje naar de omroep Ze draaiden veel te weinig plaatjes van zijn zoon En de televisie gaf mij ook te weinig zendtijd Dat was een schande, riep hij vaak op luide toon ![]() Maar mijn ster ging rijzen met mijn vader als promotor Hij deelde vele kleurenfoto’s van mij rond En wee degene die het waagde om te zeggen Dat hij de grappen van mij niet zo aardig vond ![]() Ook de kritiek die men mij toedacht in de kranten Die trok die ouwe zich als niemand anders aan “Zijn ze belazerd om dat allemaal te zeggen Ik haal die vent achter zijn schrijfbureau vandaan” ![]() Wat was hij trots als ik première van een show had In Rotterdam of in Den Haag of in Carré Dan zei hij graag zo langs zijn neus weg tegen mensen Dat hij mijn vader was, de vader van André ![]() Gelukkig heeft hij dat nog jaren kunnen zeggen En dat is iets waar ik bijzonder blij om ben Want op de dag, ik zal het nooit vergeten Dat ik hem verloor, verloor ik mijn allergrootste ![]() |